> Search results for "Allbanië" Slakken op reis

Albanië

Albanië

Albanië, route

We komen Albanië binnen vanaf het meer van Ohrid en rijden dan naar Berat, stad op de UNESCO-Werelderfgoedlijst,  Vervolgens staat  Kavaje aan de kust op ons lijstje en daarna Kruje. 
We rijden verder naar het noorden,  naar Shkoder. Daar doen we een excursie doen het bergdorp Theth. In deze plaats speelt het boek De Herberg met het Hoefijzer van A. den Doolaard. 

Handige websites Albanië

Naar Berat in Albanië

Dag 19 en 20  - 9 en 10 juni 

Geiten en Mercedessen

Een land vol tegenstellingen. Dat is wat ons vooral opvalt tijdens de rit van Struga in Macedonië naar een camping voor Berat in Albanië. Het land maakt op ons in eerste instantie een nog weer armere indruk dan Macedonië. Maar wellicht is dat maar schijn. De bergen zijn ook hier groen, maar toch lijken ze ons kaler, droger en stoffiger dan aan de andere kant van de grens. En wellicht ís het ook wel stoffiger, want waarom zien we anders de eerste kilometers tientallen jongetjes met waterslangen in de aanslag, die allemaal klaar staan om onze auto of camper te wassen. Zij krijgen hun water van ondergrondse stroompjes, afkomstig van het meer van Ohrid, zo horen we later. De families hoeven slechts een slang aan te sluiten op deze gratis door de rotsen sijpelende waterstroompjes. 

Overigens blijkt autowassen een soort nationale sport (en bijverdienste) in dit land. We zullen de komende dagen nog talloze autowasplaatsjes (Lavazh) tegen komen! 

De – overigens goed berijdbare – weg gaat als een serpentine berg op en berg af. Het is maar 150 kilometer van Struga naar Berat maar die rit kost ons toch een halve dag. Er is vrachtverkeer en we zien enkele keren jongetjes een paar koeien of een groepje geiten langs en door de graskant van de weg leiden. En nog nooit zagen we in een paar uur tijd zoveel Mercedessen. Oude Mercedessen uit allerlei jaren maar ook glanzende, nieuwe modellen, Mercedes personenauto’s en Mercedesbusjes; het merk is duidelijk favoriet bij de Albanezen. 




Geiten langs de kant van de weg

Spannend stukje weg

De route voert ons via Elbesan en daarna verder naar Rrogozine. Daar moeten wij de weg naar Lushnje hebben. Kaart, TomTom en richtingsborden geven die in Rrogozine ook aan: in het centrum op een rotonde naar links. Het weggetje wordt smaller, hobbeliger en nog smaller. Tandeloze Albaniërs verzekeren ons met handen en voeten dat dit toch echt de weg naar Lushnje is. Het strookje keien en brokkelig asfalt  voert uiteindelijk over een zeer versleten, betonnen brug met kuilen en gaten, vol water. Denk aan plassen van enige meters doorsnede en 20 tot 30 cm diep. Putdeksels ontbreken. Decimeter voor decimeter stuurt Job ons door en tussen de gaten door en komen we vooruit.  Eenmaal aan de overkant slalommen en stuiteren we nog een kilometer verder tot de aansluiting op de SH4 naar Lushnje. We hebben het gehaald en alles is nog heel maar we denken dat er na het centrum van Rrogozine toch nog wel een andere en betere aansluiting op de SH4 moet zijn!
De weg van Lushnje naar Ura Vajgurore blijkt vernieuwd en van – naar Oost-Europese begrippen glad - asfalt voorzien.   

We vinden een plekje op Berat Caravan Camping, een kleine particuliere camping achter een woonhuis. Daar zitten we de rest van de middag in de zon.

Berat

Op aanraden van de campingeigenaresse gaan we de volgende dag met een taxibusje naar Berat. “Yellow bus, red bus no good”, legt haar zoon uit en we krijgen een briefje mee om aan de chauffeur te overhandigen: aan de ene kant het adres van het centrale plein in Berat, aan de andere kant naam en adres van de camping voor de terugweg. We rekenen voor de 12 kilometer lange rit, waarbij onderweg nog een paar mensen instappen, 500 Lek (3,50 euro) af en dat blijkt royaal! 

In Berat lopen we het steile keienpad op, dat naar het 120 meter boven de stad liggende oude stadsdeel voert. Boven wonen nog altijd mensen tussen de ruïnes van oude poorten en kerken. Ze proberen wat bij te verdienen door geborduurde en gehaakte kleden te verkopen. Dit hoge punt is duidelijk ook een geliefd doel voor schoolreisjes. We hebben er een prachtig uitzicht over de stad en de omliggende bergen. Er is hier boven ook nog een iconenmuseum maar – mede door het mooie weer – lokt museumbezoek nu niet. Om de steile afdaling over de gladde keien te ontlopen, laten we ons voor 500 Lek met een taxi naar beneden rijden. Een dure rit dus, vergeleken met de prijs, die we deze morgen voor 12 kilometer betaalden! 


Steil en glad keienpad omhoog


Voetballen hoog boven de stad


Oude kerk in de bovenstad


Toegangspoort tot oude bovenstad

1000 vensters

Berat wordt de stad met de 1000 vensters genoemd en die bijnaam dankt de stad aan de bouw van redelijk dezelfde huizen na een aardbeving in 1851. We dwalen er door de stille straatjes en steken de oude (maar nieuw opgebouwde) brug over. 

Stad van 1000 vensters


Overblijfsel van het paleis van de Pasha


dwalen in de nauwe straatjes


Vernieuwde oude brug


Ook in de stad dwalen de geiten

Een opkomend onweer houdt ons tegen om ook dit laatste stadsdeel nog te doorkruisen. Hetzelfde taxibusje van deze morgen brengt ons weer terug naar de camping.  

Gereden: 150 kilometer
Overnacht: Camping Berat Caravan Camping in Ura Vajgurore  campercontact nr 19677
Weer: een dag licht bewolkt, tweede dag zonnig met onweer in de namiddag.



Opgravingen en zee

Dag 21 en 22 -  11 en 12 juni   

Verkeer

Auto rijden in Albanië blijft een bijzondere aangelegenheid. Ook dit land heeft de blik duidelijk naar het Westen gericht en doet erg zijn best aansluiting te vinden bij West-Europa. De aanpak van het wegennet is er een voorbeeld van. Een deel van de wegen is duidelijk vernieuwd en goed berijdbaar maar ook op zo’n vernieuwde weg kunnen ineens putdeksels uitsteken of loopt het asfalt wel erg abrupt af. Soms wordt zo’n vernieuwd stuk ook ineens onderbroken door een paar kilometer weg, dat nog in oude staat verkeert. En ja, een snelweg kan wel viaducten hebben, maar dat betekent niet, dat die op hun beurt weer aansluiten op een weggetje. Min of meer officiële op- en afritten naar de snelweg worden afgewisseld met plotselinge opritjes vanaf een bedrijf of industrieterrein. En op de autoweg of snelweg kun je ook fietsers tegen komen, zowel aan de goede als aan de verkeerde kant van de weg. Of een paard-en-wagen of wat koeien. En daar tussendoor halen dan de Mercedessen in, desnoods in de bocht . . .


Fruit verkopen langs de kant van de weg

Brommer met aanhangwagen

Een koe onderweg

Of een karretje, dat op de autoweg rijdt


Eén dorpspleintje, vier Mercedessen

Apollonia

Ongeveer in bovenstaand decor zijn we van Berat naar de opgravingen van Apollonia gereden, nabij Fier. Overigens niet rechtstreeks van Berat naar Fier; die weg werd ons als zijnde zeer slecht sterk afgeraden door de campingeigenaresse.  
Het werd dus een omweg: van Berat naar Lushne en via de snelweg naar Fier. Apollonia ligt - dwars door Fier - een aantal kilometers westelijker.

Apollonia dateert van 500 voor Christus en was toen een Hellenistische nederzetting. Enige eeuwen later sloot de stad zich vrijwillig bij het Romeinse rijk aan. Nu zijn er nog enkele overblijfselen uit die tijd te zien, waaronder de façade van het toenmalige gemeentehuisl. Destijds lag de nederzetting aan zee maar in de loop der eeuwen is de toegang dicht geslibt en inmiddels ben je ter plekke een flink aantal kilometers landinwaarts.











Paradijs aan zee

Van Appolonia zijn we weer teruggereden naar Fier en Lushne en vervolgens richting Durres. Westelijk van Kavaje ligt camping Pa Emeraan zee. Een paradijselijk plekje, waar we aan het strand staan en ons enige dagen in de tropen wanen. 
Pa Emer betekent overigens: geen naam. De camping-zonder-naam dus. 



Gereden: ca. 145 kilometer
Weer: Zonnig en warm:  32 graden


Kruje

Dag 23 – 13 juni  

Kruje

Wat Willem van Oranje is voor Nederland, dat is Skanderberg voor Albanië. Althans, die vergelijking komt bij ons op in het aan zijn leven gewijde en speciaal gebouwde museum in Kruje. Opgevoed, opgeleid en tot krijgsheer uitgegroeid bij de Ottomanen, rebelleerde hij in 1443 Hij veroverde Kruje, zwoer de islam en de sultan af.  De rest van zijn leven bleef hij zich verzetten tegen de Ottomaanse manschappen en zich inzetten voor een zelfstandig Albanië. Tegelijkertijd onderhield hij betrekkingen met allerlei Europese steden. Kortom, Skanderberg wordt beschouwd als de Albanese Vader des Vaderlands. 

Dit alles is terug te vinden in het museum in het oude burchtgedeelte van de stad.



Zicht op de burcht van Kruja

Albanese held Skanderberg

Het Skanderbergmuseum


Verder biedt Krusje nog een leuke bazar met tapijten- en zilverwinkeltjes.




De stad ligt zo’n 10 kilometer van de camping bij Hotel Nordpark. De vriendelijke receptionist van het hotel regelt voor ons een taxi (een bus rijdt hier niet). Voor 20 euro rijdt de taxichauffeur ons over de niet zo brede, bochtige en steile weg naar boven en (hij blijft op ons wachten)  2,5 uur later weer terug. 

Onze taxi - een blauwe Mercedes - wacht op ons in Kruja

De namiddag brengen we door in het bij het hotel/camping horende grote zwembad.


Gereden: ca. 65 kilometer van camping Pa emer naar camping Nordpark bij Fushe Kruja. 
Overnacht: CampingNordpark  Camping is een grasveld achter het hotel. N 41 28'14"  E 19 41'54" . De campinggasten mogen het zwembad gebruiken. We kregen er zelfs heel gastvrij een schoteltje watermeloen geserveerd. 
Weer: zonnig en warm  35 graden

Adembenemende tocht naar Theth


Dag 24 – 14 juni

Van Kruja rijden we in een paar uur over een goede weg naar Camping Lake Skohdra Resort, een aantal kilometers ten noorden van Skhoder. Een heel mooie camping, aan het meer gelegen, met sanitair naar West-Europese maatstaven en een restaurant met overdekt terras. De camping biedt o.a. een tweedaagse tocht naar Theth aan en die gaan we maken!
Het geheel door bergen ingesloten dorpje Theth wordt genoemd in het boek De herberg met het hoefijzer van A. den Doolaard.


Dag 25 en 26 – 15 en 16 juni  

Naar Theth

Klokslag acht uur ’s morgens staan we klaar om opgehaald te worden door een 4x4 voertuig. Althans dat denken we. “Het busje haalt eerst andere mensen op maar is tussen acht uur en half negen hier”, vertelt de campingbaas ons. Tegen half negen komt er een ca. 25-jaar oud oranje Mercedes-busje de camping oprijden. Op het dak zijn onder meer  een tafel, een stapel plastic schroten en diverse kratten vastgesjord. In het interieur zitten behalve de chauffeur zo’n 12 Albanezen. Een zit op een plastic krukje tegen de schuifdeur geklemd, zodat er voor ons toeristen nog twee reguliere zitplaatsen over zijn. Dit is ons vervoer naar Theth. 




Ingeklemd tussen de zwetende Albanezen gaan we op weg. Eerst over de hoofdweg een stukje naar het Noorden tot de afslag naar Theth. Het eerste gedeelte van die weg blijkt zowaar te zijn geasfalteerd. De weg is niet breed maar keurig glad en voert nog langs huizen. We zien dat er o.a. lavendel wordt verbouwd en rijden bijna recht op de grijsgranieten bergrug af. In een duizelingwekkend aantal haarspeldbochten gaan we naar boven, waarbij de potige chauffeur er geen been in zit om al draaiend aan het stuur met zijn andere hand een gesprek met zijn mobiel te voeren. Want hoe hoog we ook zullen klimmen en hoe onherbergzaam de bergen ook op ons neerkijken, de mobieltjes blijven bereik houden! 



Let op de stenen



De chauffeur houdt onderweg nog ergens een koffiepauze en na zo’n twee uur draaien en slingeren zijn we boven op de bergrug. Er staat een groot kruis en we zien twee Albanese vrouwen in ons gezelschap eerbiedig een kruisje slaan. Is het eerbied of bidden ze voor het vervolg van de tocht. Want zou een vaardige chauffeur met de nodige ervaring een gewoon camperbusje nog wel tot dit punt kunnen sturen, hierna wordt het andere koek. Na het kruis begint de eigenlijke pas en houdt het asfalt op 

Smal pad


Wat blijft is een met stenen bezaaid smal pad langs de bergwand, terwijl rechts het ravijn ons aangaapt. Grommend in de eerste versnelling zwoegt het busje zich door de bochten over de pas en naar beneden. Het uitzicht is letterlijk en figuurlijk adembenemend. Al hobbelend volgen we het slingerende pad. Het is duidelijk dat in de winter of bij slecht weer deze route volstrekt onbegaanbaar is. Na de eigenlijke pas worden we – nog steeds over het slingerende keienpad – aan de andere kant van de berg naar ons gevoel wat beschermd door de bomen op de helling. We durven weer adem te halen. Zo komen we na een tocht van zo’n 3,5 uur in Theth. Wij worden gemaand uit te stappen; het busje hobbelt verder, langs de rivier, dieper het dal in. 

Guesthouse

Een jongen die een beetje Engels spreekt gaat ons door een paadje langs een weitje voor naar ons guesthouse.
Daar wanen we ons in een niet meer bestaande tijd. Onze kamer met ouderwets degelijke bedden heeft een planken vloer. De cementen muren zijn smetteloos wit gekalkt en er is een badkamer met wastafel, douche en toilet Aan het lage houten plafond bungelt een peertje. Op het terras krijgen we een eenvoudige lunch met soep, salade en schapenkaas geserveerd. ’s Avonds en de volgende dag eten we binnen. Afgescheiden van de keuken door middel van een gordijn zitten we in een vertrek met ook witgekalkte muren, ruwhouten tafels, waar omheen oma’s stoelen met trijpen zittingen en kaarsrechte rugleuningen. De conversatie met onze gastheer en gastvrouw blijft beperkt tot lachen en gebaren.

Maar hoe eenvoudig de omgeving ook is, in de keuken staat de gehele dag de TV aan. 

Terras van het guesthouse


Onze slapkamer

We hebben effectief een middag en een ochtend in Theth. We wandelen naar het eigenlijke dorp, niet meer dan een handjevol huizen en een kerkje en lopen een eindje langs de rivier. Aan het vele grind, de stenen en boomstronken te zien, is dit in delen van het jaar een woeste stroom, die wel 50 meter breed kan worden. De bergen rijzen met scherpe, grijze kammen aan alle kanten op. De natuur is prachtig, majestueus  en ruw en grimmig tegelijk. 










Het is jammer dat onze gastheer en gastvrouw geen Engels spreken; we hadden hen graag dingen gevraagd. De alles overheersende vraag daarbij is wat mensen beweegt om zo afgelegen te willen wonen. Inkomsten moeten komen uit het bewerken van het land en het opkomende toerisme van wandelaars en natuurliefhebbers. Dit laatste is waarschijnlijk de hoop van Theth; er worden diverse guesthouses bijgebouwd. 

Kerkje in Theth




Auto's moeten soms door de rivier om verder te kunnen. In Theth is overigens een brug


Het keienpad

 In de omgeving van Theth is veel meer te wandelen dan wij hebben gedaan. Goede wandelschoenen zijn dan wel essentieel. Helaas ontbrak het ons ook aan een goede wandelkaart of route. Later hebben we wel begrepen dat mensen met een lokale gids de bergen in trekken en dan op een afgesproken punt weer worden opgehaald. 


Veel informatie voor mogelijkheden hiervoor is te vinden op http://thethi-guide.com maar eigenlijk moet je als je een langere wandeling wilt maken op deze excursie nog een nacht bijboeken. 

Op de terugweg worden we wel opgehaald door een 4x4 voertuig. We delen de bepaald niet nieuwe  Range Rover met ruim 277.000 kilometer op de teller met een Zwitsers stel. De inwoners van Theth gebruiken deze toeristenritten duidelijk ook als een soort boodschappendienst. De chauffeur krijgt van buren een gastankje aangereikt, kennelijk met de vraag dit om te ruilen voor een volle. Een andere buurvrouw komt een pakje brengen, dat mee moet naar Skhoder. We hebben ’s morgens al een andere 4x4 auto gezien, die voor een jongen twee volle plastic flessen benzine meebracht voor diens brommer.

Over de bergpas


De terugweg: links de bergwand, rechts het ravijn


En op het asfalt kom je niet alleen tegenliggers tegen

Deze retourauto is wat sneller maar schokt en stuitert nog meer. Ook deze chauffeur houdt van bellen onder het rijden en voert verhitte gesprekken met de enige Albanees in ons gezelschap, die op een bankje achterin de bagageruimte zit. Na 2,5 uur levert hij ons weer af bij de camping. We zijn een onvergetelijke herinnering rijker.  . .  En een ervaring, die we echt niet hadden willen missen.